Ineens stapte ik in een ander leven. Net als asspeoester die vanuit haar slavenbestaan met een baljurk aan de koets instapte om naar het bal van de prins te gaan. Zo stapte ik juist uìt de magische wereld van het vertellen met kaarsjes en wapperende jassen. Geen glazen muiljes, maar werklaarzen met stalen punten, geen betoverende prins, maar de buurman.
Na al die jaren vertellen, af en toe onderbroken met lesgeven aan middelbare scholieren, had ik er ineens schoon genoeg van. Niet van het vertellen zelf, wel van het altijd maar weer soebatten over de prijs en de opmerking ‘Leuk! En wat voor werk doe je?’ Ook kon ik in mijn ogen nooit goed uitleggen wat mij en mijn vertellen bijzonder maakte, waarom je mij echt moet hebben. Iets met creatief denken, meenemen naar een andere wereld om zo deze wereld te redden. Dus zette ik meestal zelf projecten op, want zelf snapte ik mezelf in elk geval wel.
Hoe anders is dat nu. Ten eerste is het me precies gelukt om te doen ontstaan wat ik wilde: ‘Plaats voor verandering’. Maar dan letterlijk, op duizend en één vierkante meter bovenop de Noord-Zuidlijn. Ten tweede kreeg de naam van mijn eenmanszaak ‘Tuin aan Zee’ plotseling wortels, blaadjes, bloemen en vruchten. Een echte tuin, inplaats van een metaforische. Ten derde wilde ik het absoluut niet alleen doen en voilá, daar was de buurman. En samen redden we de wereld door uien en pomoenen te planten.
Door die echte tuin – Soep uit Noord – raakte deze website een beetje buiten gebruik. Ik hield een tuinblog bij inplaats van een verhalenblog. Want naast de tuin had ik mezelf uitgeroepen tot boswachter en een Kerstbomenbos uit de grond gestampt. Letterlijk. het verscheen in één dag en elk jaar met kerst verdwijnt het weer even. Ik werd buitenvrouw en wat je aandacht geeft groeit. Nu zijn er nog meer mensen met wie ik samen ga werken en nog meer plaatsen waar wij pompoenen gaan telen. Fijn woord trouwens ‘telen’. De kerstbomen gaan even met vakantie naar Nieuw-West, in 2021. En de verhalen dan?
Ach, de verhalen. De Verhalen raak ik heus nooit meer echt kwijt. Opruimend op kantoor kwam ik stapels met aantekeningen en knipsels tegen, honderden verhalen, tientallen projecten. Hier in de tuin, die ik omdoopte tot Verhalentuin, op de Olympus in Griekenland en ik reed mijn oude Verhalenmobiel tot in Praag. Ik gaf lessen , verzamelde verhalen in de buurt, regisseerde voorstellingen op middelbare scholen, schreef met kinderen hun eigen stuk. Ik heb bijna alle papieren bij het oud papier gegooid, dat ruimde lekker op. De afgelopen drie jaar had ik er toch nooit meer in gekeken. Wat ik wel deed was me onderdompelen in een andere school van Verhalen vertellen, die van de Wildwoods, van Shonaleigh Cumbers. Waar het toe zal leiden? Geen idee. Maar het voelt als de plek waar ik moet zijn. Vroeger durfde ik dat niet zo stellig te zeggen, maar sinds Corona is iedereen wat meer verzoend met de gedachte niemand precies weet waar het heen zal gaan. Het komt nu goed uit dat ik mezelf ook tot chef verbeeldingskracht heb uitgeroepen want die vaardigheid heb je juist bij het opzetten van een tuin op zandgrond en een heel nieuwe school razend hard nodig.
Daarom zijn pompoenen zo fijn. Het begint met een pitje, en met genoeg zorg en aandacht groeit er langzaam een pompoen met honderden nieuwe pitjes. Telen. Soms zijn ze groen, soms oranje, soms lijken ze op een fles. Maar inplaats van flessenpost maak ik er risotto van. Ook heel magisch, en het vult de maag.
Volg mij...